Maleisisch Borneo en Brunei

Oké, na 9 jaar ben ik weer terug in Maleisië. Deze keer ben ik niet aangekomen op het vasteland, maar op Maleisisch Borneo, de noordkant van Borneo, het derde grootste eiland ter wereld. Groter dan Frankrijk en groter dan Duitsland. Het Maleisische gedeelte kan worden vergeleken met de lengte van Noorwegen, wat nog steeds aanzienlijk groot is. Als je ergens heen wilt, behalve naar de kuststeden, moet je gewoon vliegen, omdat het bekend staat om zijn ondoordringbare jungle.

Brunei:

Ik ben vanuit Manilla naar Bandar Seri Begawan, de hoofdstad van Brunei, gereisd. Brunei is een klein land, niet groter dan een paar Nederlandse provincies. Het was ooit een onderdeel van de Maleisische federatie maar is uiteindelijk zelfstandig geworden, omdat het een sultanaat wilde blijven. In tegenstelling tot Maleisië, waar een koning en een regering aan het hoofd staan, wordt Brunei geregeerd door de Sultan. In de jaren ’20 van de 20e eeuw werd er olie ontdekt, wat Brunei meteen tot een van de rijkste landen in de Zuidoost-Aziatische regio maakte. Dit is duidelijk te zien aan de netheid, beschaving en goed onderhouden staat van het land. Moskeeën en borden met Arabische tekens zijn overal te vinden, en onder de shariawet is alcohol en varkensvlees niet toegestaan. Hoewel buitenlanders korte broeken mogen dragen, wordt van vrouwen verwacht dat ze hun blote benen bedekken en ook hun armen. Ik probeer me aan de wetten van het land te houden, aangezien ik te gast ben. Dus liep ik in de hitte van 35 graden rond in een lange broek. Bandar Seri Begawan is een leuk stadje dat niet al te druk is. Naast de prachtige decoratieve moskeeën zijn er ook genoeg musea om te verkennen en kun je het oude dorp aan de overkant van de rivier zien, genaamd Kampong Ayer, een dorp op palen.

 

De grens over naar Maleisië, naar Miri:

Het verkeer vanuit Brunei naar Maleisisch Borneo, bijvoorbeeld naar Miri en Kuching, is behoorlijk omslachtig, aangezien er geen bussen gaan en touroperators die wel rijden slechts om de zoveel dagen vertrekken. Via een blog kwam ik aan een telefoonnummer dat ik gelukkig kon whatsappen, waarna ik meteen een chauffeur en auto kon regelen. In een gedeelde taxi duurde het in totaal 3 uur om in Miri aan te komen. Het was nog wel even ingewikkeld omdat ik onderweg geen lokale simkaart kon kopen en geen Brunei dollar kon inwisselen. Achteraf had ik dat in Bandar Seri Begawan moeten doen. Dus moest ik 50 minuten lopen om überhaupt een pinautomaat te vinden. Miri is over het algemeen een kleine stad waar niet veel te doen is. Het heeft een leuk strand, maar verder geen museum of andere grote bezienswaardigheid. Achteraf had ik waarschijnlijk maar 1 nacht kunnen verblijven en de volgende dag weer kunnen vertrekken. Maar ik bouw liever wat veiligheid in door een dag eerder te komen, mocht er iets gebeuren waardoor ik mijn vlucht dreig te missen. Hoe vroeger je de vlucht boekt, hoe goedkoper het uiteraard is.

 

Mulu Nationaal Park:

Het hoogtepunt van Maleisisch Borneo moest nu komen. Ik zou een bezoek brengen aan een van de bekendste nationale parken van Maleisië, Mulu Nationaal Park. Het staat bekend om een van de grootste grotten ter wereld, de Sarawak Chamber, de grootste ‘kamer’ ter wereld. De Clearwater-grot is de langste in Zuidoost-Azië, met een lengte van 220 km (voorlopig, omdat er nog steeds onderzoek naar wordt gedaan). De Deergrot is de grootste corridor ter wereld, met een gemiddelde hoogte van 120 meter en op sommige punten 300 meter hoog. Je kijkt dus naar het plafond op een hoogte vergelijkbaar met een van de hoogste gebouwen in Nederland. In het park kun je verschillende tours maken naar deze grotten, evenals naar kleinere grotten (sommige niet verlicht), dorpen, wandelroutes en loopbruggen. Ook moet je oppassen voor verschillende inheemse dieren, zoals vogels, slangen, spinnen, hagedissen en anderen. ‘s Avonds kun je de vleermuizen uit de grotten zien vliegen, gevolgd door een nachtwandeling terug naar het hoofdkantoor van het nationale park. Het is fascinerend om al het geluid van vogels en met name kikkers te horen. Helaas waren sommige tours niet beschikbaar. Sommige waren te lang, bijvoorbeeld de wandeling naar Mulu Summit die 4 dagen zou duren. Sommige wandelingen gingen niet door vanwege het laagseizoen. Ik had graag de Pinnacles willen bezoeken, maar er is altijd een volgende keer, toch?

 

Kuching:

Na een aantal dagen in Mulu te hebben verbleven, vloog ik in een nagenoeg leeg vliegtuig (het is immers laagseizoen) naar Kuching. Kuching is de hoofdstad van de deelstaat Sarawak. In tegenstelling tot waar ik me soms verveelde in Miri, is Kuching totaal anders. Het is veel leuker om in deze stad rond te dwalen. Het staat vol met voormalige Britse koloniale gebouwen, wat resulteert in leuke straatjes om doorheen te wandelen. Je kunt prachtige oude gebouwen bezichtigen, zoals forten, gouverneurshuizen, China Town en diverse mooie muurschilderingen. Het Borneo Museum is een must-visit museum. Het is enorm groot en heeft prachtige exposities die regelmatig worden vernieuwd. In tegenstelling tot veel andere musea in Zuidoost-Azië, waar een expositie slechts één keer wordt opgezet en daarna jarenlang onveranderd blijft, wordt hier gezorgd voor frisheid en actualiteit.

Maleisië:

Met Maleisië voel ik meer affiniteit dan met Indonesië. Bij voorkeur vermijd ik Indonesië, misschien vanwege een emotionele band aangezien ik er geboren ben. Maar als de op één na beste optie is Maleisië. Ze spreken nagenoeg dezelfde taal en delen dezelfde cultuur en keuken. Het leven in Maleisië is meer geciviliseerd. De wegen zijn beter, alles is schoner en de omgangsvormen, zowel in het dagelijks leven als in het verkeer, zijn beschaafder. Er wordt niet gevochten om voorrang, maar eerder op een nette manier geregeld. Maleisiërs zijn punctueel, iets wat ze hebben overgehouden aan de Britse overheersing. Ze laten netjes weten als ze later beginnen, doen alles op tijd en wachten geduldig. Dit zie ik ook in China en Hong Kong. Hong Kong, ook een voormalige Britse kolonie, verschilt van het vasteland doordat de Kantonezen rustig en geduldig zijn, in tegenstelling tot de meer directe en haastige Chinezen. Ook met de taal kom ik goed uit de voeten. Overal wordt Engels gesproken, wat immers een verplichte taal is. Daarnaast wordt Maleis gesproken. Omdat ik veel weet van de geïntegreerde Nederlandse-Indonesische keuken, hoef ik niet naar plaatjes te kijken om te bestellen. Nasi, Sambal, Kroepoek, Saté, Rendang, enzovoort, zijn allemaal bekend. De derde taal is Chinees/Mandarijns. Ongeveer 20% van de Maleisische bevolking is van Chinese afkomst. Dus het kan zijn dat ik in de hostel met mijn Engels iets duidelijk wil maken, vervolgens in de taxi met een Chinees in het Mandarijn moet communiceren om naar een restaurant te rijden, en daarna op een menukaart iets in het Maleis wil bestellen

Als je dit leuk vind check dan ook:

Island Hopping op de Filipijnen

Japan het land van de rijzende zon

Volop historie in Zuid-Korea

De kop is eraf… de start in China

Religieus Myanmar blog & foto’s

Zhengzhou (郑州) awesome laidbackness

Een reis door de gigantische mix van Sri Lanka

Nepal – het dak van de wereld

Dubai – arabische extravagantie

No Comments

Leave a Comment